De informatie in dit onderwerp is op basis van de gegevens uit VCP 2012-2016.
In het kort
Conclusie 1
De inname van zout uit voedingsmiddelen is
6 g/dag
(incl. keukenzout ca 7,3 g/dag)
Conclusie 1
De inname van zout
lijkt te zijn gedaald
Conclusie 1
Belangrijke bronnen van zout zijn
toegevoegd zout
brood en graanproducten
vlees
zuivel
Conclusie 1
De inname van zout is bevolkingsbreed hoog
Het schatten van de zoutinname is een uitdaging in voedselconsumptie-onderzoek. Deels komt dit omdat mensen moeilijk kunnen vertellen hoeveel zout ze thuis bij bereiding en aan tafel toevoegen. Maar dit komt ook omdat de hoeveelheid zout toegevoegd aan voedingsmiddelen veel verschilt tussen diverse merken van een vergelijkbaar product. Bovendien verandert de hoeveelheid toegevoegd zout in voedingsmiddelen in het kader van productverbetering.
In de VCP modelleren we de zoutinname uit wat mensen zelf toevoegen op basis van een aantal vragen in de algemene vragenlijst over het gewoonlijk gebruik van zout bij bereiding en aan tafel. Dit tellen we op bij de inname van zout uit voedingsmiddelen uit de 24-uurs voedingsnavragen. De inname van zout afkomstig uit voedingssupplementen is niet meegenomen. Het zoutgehalte in voedingsmiddelen is voor het hele onderzoek gebaseerd op NEVO 2016. Er is dus geen rekening gehouden met veranderingen in zoutgehaltes tijdens het onderzoek. De zoutresultaten moeten daarom gezien worden als een indicatie van de zoutinname. Representatief onderzoek naar natriumuitscheiding in 24-uurs urines wordt daarom aanbevolen. Dit is de gouden standaard voor het bepalen van de zoutinname. Omdat een representatieve steekproef in de praktijk niet haalbaar is bij onderzoek met 24-uurs urines, zijn de resultaten van voedselconsumptie-onderzoek en urine-onderzoek complementair.
Verschillen in zoutinname tussen VCP 2012-2016 en VCP 2007-2010 kunnen deels veroorzaakt zijn door methodologische verschillen. De gebruikte vragenlijsten en modellen waren iets anders. Meer detail over de toegepaste methodiek wordt gepubliceerd in het achtergrondrapport van de voedselconsumptiepeiling.
Inname van zout
Consumptie naar geslacht
De inname van zout door jongens/mannen is hoger (8,3 g/dag) dan voor meisjes/vrouwen (6,3 g/dag). De gemiddelde inname in Nederland is 7,3 g/dag.
NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Leeftijd
De inname voor volwassenen is hoger (7,8 g/dag, waarvan 1,4 g/dag toegevoegd zout) dan van kinderen (5,5 g/dag, waarvan 0,7 g/dag toegevoegd zout). De inname neemt toe tot de leeftijd van 50 jaar. NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Leeftijd en geslacht (4 groepen)
De inname voor volwassenen is hoger (7,8 g/dag, waarvan 1,4 g/dag toegevoegd zout) dan van kinderen (5,5 g/dag, waarvan 0,7 g/dag toegevoegd zout). De inname neemt toe tot de leeftijd van 50 jaar.
NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Leeftijd en geslacht (16 groepen)
De inname voor volwassenen is hoger (7,8 g/dag, waarvan 1,4 g/dag toegevoegd zout) dan van kinderen (5,5 g/dag, waarvan 0,7 g/dag toegevoegd zout). De inname neemt toe tot de leeftijd van 50 jaar. NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Zoutgebruik bij huishoudelijke bereiding en aan tafel
Gebruik van zout tijdens huishoudelijke bereiding en aan tafel (%), VCP 2012-2016, 1-79 jarigen
Jongens 1-18 jaar | Meisjes 1-18 jaar | Mannen 19-79 jaar | Vrouwen 19-79 jaar | |
---|---|---|---|---|
Tijdens bereiding en tijdens de maaltijd | 9 | 7 | 14 | 12 |
Alleen tijdens bereiding | 51 | 51 | 55 | 57 |
Alleen tijdens de maaltijd | 10 | 9 | 9 | 7 |
Nooit | 28 | 30 | 20 | 24 |
Onbekend | 2 | 3 | 1 | 0 |
Bronnen van zout
Bronnen van zout
Brood en graanproducten, vlees en zuivelproducten zijn belangrijke bronnen van de zoutinname. Daarnaast levert het zout dat is toegevoegd aan gerechten tijdens de bereiding en aan tafel circa een vijfde van de totale hoeveelheid zout.
Consumptie naar plaats en eetmoment
Consumptie van zout uit voedingsmiddelen naar plaats van consumptie
Gebruik van zout dat toegevoegd wordt aan gerechten tijdens de bereiding en aan tafel is hierin niet meegenomen. Circa 80% van het zout aanwezig in voedingsmiddelen wordt thuis geconsumeerd.
Onder Thuis valt ook een drankje of eten bij vrienden of op het oppasadres van kinderen. Crèches vallen onder School/werk en kantines onder Restaurant. Bij Overig valt te denken aan het sportveld, in de winkel, bij de kapper en dergelijke.
Consumptie naar eetmoment
Het meeste zout wordt bij het diner (36%) en bij de lunch (30%) geconsumeerd.
N.B. De inname uit voedingssupplementen en zout toegevoegd aan tafel en tijdens bereiding van gerechten zijn hierin niet meegenomen.
Verandering in consumptie
Verandering in consumptie van zout
Bij alle leeftijden lijkt de inname van zowel zout uit voedingsmiddelen als zout uit voedingsmiddelen en keukenzout te zijn afgenomen ten opzichte van de vorige voedselconsumptiepeiling. NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Vergelijking met de richtlijn naar geslacht en leeftijd
Leeftijd en geslacht-%
De richtlijn van de Gezondheidsraad is "Beperk de inname van keukenzout tot maximaal 6 gram per dag". Voor kinderen wordt uitgegaan van een lagere richtlijn afhankelijk van de leeftijd. Een kwart van de bevolking voldoet hieraan. Als alleen de zoutinname uit voedingsmiddelen wordt meegerekend is de zoutinname van bijna de helft van de bevolking niet hoger dan de richtlijn. Meer meisjes/vrouwen (circa 40%) voldoen aan de richtlijn dan de jongens /mannen (ruim10%). NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Leeftijd en geslacht-%
Meer kinderen dan volwassenen voldoen aan de richtlijn van een zoutinname van maximaal 6 g/dag. Voor de inname van zout uit voedingsmiddelen en toegevoegd zout voldoet 28% van de jongens en 50% van de meisjes versus 8% van de mannen en 37% van de vrouwen. Uitgaande van de zoutinname uit alleen voedingsmiddelen zijn de percentages voor jongens/meisjes 46%/69% en voor mannen/vrouwen 25%/69%. NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.