In het kort
Conclusie 1
De inname van zout uit voedingsmiddelen en keukenzout is
6,6 g/dag
(excl. keukenzout ca 5,6 g/dag)
Conclusie 2
De inname van zout
lijkt te zijn gedaald
Conclusie 3
De belangrijkste bronnen van zout uit voedingsmiddelen (excl. keukenzout) zijn
Brood, granen, rijst en pasta (25%)
Vlees en vleesvervangers (20%)
Zuivel en zuivelvervangers (17%)
Conclusie 4
De inname van zout is bevolkingsbreed hoog
Het schatten van de zoutinname is een uitdaging in voedselconsumptie-onderzoek. Deels komt dit omdat mensen moeilijk kunnen vertellen hoeveel zout ze thuis bij bereiding en aan tafel toevoegen. Ook is er veel verschil in toegevoegd zout tussen diverse merken van vergelijkbare producten. Bovendien verandert de hoeveelheid toegevoegd zout in voedingsmiddelen in het kader van productverbetering.
In de VCP modelleren we de zoutinname aan de hand van wat mensen zelf toevoegen op basis van een aantal vragen in de algemene vragenlijst over het gewoonlijk gebruik van zout bij bereiding en aan tafel. Dit tellen we op bij de inname van zout uit voedingsmiddelen uit de 24-uurs voedingsnavragen. De inname van zout afkomstig uit voedingssupplementen is niet meegenomen. Het zoutgehalte in voedingsmiddelen is voor het hele onderzoek gebaseerd op NEVO 2021. Er is dus geen rekening gehouden met veranderingen in zoutgehaltes tijdens het onderzoek. De zoutresultaten moeten daarom gezien worden als een indicatie van de zoutinname. Representatief onderzoek naar natriumuitscheiding in 24-uurs urines wordt daarom aanbevolen. Dit is de gouden standaard voor het bepalen van de zoutinname. Omdat een representatieve steekproef in de praktijk niet haalbaar is bij onderzoek met 24-uurs urines, zijn de resultaten van voedselconsumptie-onderzoek en urine-onderzoek complementair.
Inname van zout
Consumptie naar geslacht
De inname van zout is in Nederland gemiddeld 6,6 g/dag. Zonder de bijdrage van zout toegevoegd tijdens de bereiding en aan tafel is dit 5,6 g/dag. De inname is hoger voor jongens/mannen (7,4 g/dag) dan voor meisjes/vrouwen (5,9 g/dag).
NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Leeftijd
De gemiddelde inname van zout is voor volwassenen hoger (7,0 g/dag) dan voor kinderen (5,3 g/dag). Dit is te zien bij de jongens/mannen en bij de meisjes/vrouwen.
NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Leeftijd en geslacht (4 groepen)
De gemiddelde inname van zout is voor volwassenen hoger (7,0 g/dag) dan voor kinderen (5,3 g/dag). Dit is te zien bij de jongens/mannen en bij de meisjes/vrouwen.
NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Leeftijd en geslacht (12 groepen)
De gemiddelde inname van zout is voor volwassenen hoger (7,0 g/dag) dan voor kinderen (5,3 g/dag). Dit is te zien bij de jongens/mannen en bij de meisjes/vrouwen.
NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Zoutgebruik bij huishoudelijke bereiding en aan tafel
Gebruik van zout tijdens huishoudelijke bereiding en aan tafel (%), VCP 2019-2021, 1-79 jarigen
Jongens 1-17 jaar | Meisjes 1-17 jaar | Mannen 18-79 jaar | Vrouwen 18-79 jaar | |
---|---|---|---|---|
Tijdens bereiding en tijdens de maaltijd | 10 | 11 | 15 | 13 |
Alleen tijdens bereiding | 50 | 48 | 56 | 54 |
Alleen tijdens de maaltijd | 10 | 10 | 9 | 10 |
Nooit | 27 | 28 | 20 | 22 |
Onbekend | 3 | 2 | 1 | 1 |
Bronnen van zout
Bronnen van zout
De belangrijkste bronnen van zout (excl. keukenzout) zijn Brood, granen, rijst en pasta (25%), Vlees en vleesvervangers (20%), Zuivel en zuivelvervangers (17%) en Sauzen en smaakmakers (10%).
Consumptie naar plaats en eetmoment
Consumptie van zout uit voedingsmiddelen naar plaats van consumptie
Circa 85% van het zout aanwezig in voedingsmiddelen wordt thuis geconsumeerd.
N.B. De inname van zout toegevoegd aan tafel en tijdens bereiding van gerechten zijn hierin niet meegenomen.
Onder ‘Thuis’ valt ook een drankje of eten bij vrienden of op het oppasadres van kinderen. Crèches vallen onder ‘School/werk’ en kantines onder ‘Restaurant’. Onder ‘Overig’ vallen locaties als het sportveld, in de winkel of bij de kapper.
Consumptie naar eetmoment
Het meeste zout wordt bij het diner (38%) en bij de lunch (29%) geconsumeerd.
N.B. De inname van zout toegevoegd aan tafel en tijdens bereiding van gerechten zijn hierin niet meegenomen.
Vergelijking met de richtlijn naar geslacht en leeftijd
geslacht-%
De richtlijn van de Gezondheidsraad is "Beperk de inname van keukenzout tot maximaal 6 gram per dag". Voor kinderen wordt uitgegaan van een lagere richtlijn afhankelijk van de leeftijd. Een kwart van de bevolking voldoet hieraan. Als alleen de zoutinname uit voedingsmiddelen wordt meegerekend is de zoutinname van de helft van de bevolking niet hoger dan de richtlijn. Meer meisjes/vrouwen (circa 25%) voldoen aan de richtlijn dan de jongens /mannen (ruim10%). NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Leeftijd en geslacht-%
Meer kinderen dan volwassenen voldoen aan de richtlijn van een zoutinname van maximaal 6 g/dag. Voor de inname van zout uit voedingsmiddelen en toegevoegd zout voldoet 27% van de jongens en 49% van de meisjes versus 10% van de mannen en 39% van de vrouwen. Uitgaande van de zoutinname uit alleen voedingsmiddelen zijn de percentages voor jongens/meisjes 44%/68% en voor mannen/vrouwen 27%/70%. NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.
Verandering in consumptie
Verandering in consumptie van zout
Bij alle leeftijden lijkt de inname van zowel zout uit voedingsmiddelen als zout uit voedingsmiddelen en keukenzout te zijn afgenomen ten opzichte van de vorige voedselconsumptiepeiling. NB De cijfers moeten gezien worden als een indicatie.