In het kort
Conclusie 1
De eiwitratio is
59% dierlijk en 41% plantaardig eiwit.
Conclusie 2
Dierlijk voedsel is de belangrijkste bron voor
de uitstoot van broeikasgas, landgebruik, verzuring en vermesting.
Conclusie 3
Plantaardig voedsel en dranken zijn de belangrijkste bron voor het waterverbruik.
Gegevens over milieubelasting van voedingsmiddelen komen uit de Database Milieubelasting Voedingsmiddelen. Daarin is de milieubelasting voor voedingsmiddelen bepaald via de methode van levenscyclusanalyse (LCA).
Meer informatie is te vinden in het rapport: De milieubelasting, eiwitinname en -ratio van de voedselconsumptie in Nederland (2019-2021)
Milieubelasting en eiwitratio
Consumptie en bijdrage aan milieubelasting
OUD Consumptie en bijdrage aan milieubelasting
Nederlanders eten en drinken in de periode 2019-2021 iets meer plantaardig voedsel dan dierlijk voedsel (in grammen per persoon per dag). De consumptie van dierlijk voedsel draagt gemiddeld het meeste bij aan de uitstoot van broeikasgassen, landgebruik, verzuring en vermesting van zoet en zoutwater. De consumptie van plantaardig voedsel en dranken draagt gemiddeld het meeste bij aan blauw waterverbruik. Lees het volledige rapport: De milieubelasting, eiwitinname en -ratio van de voedselconsumptie in Nederland (2019-2021).
Eiwitratio
Totaal
De eiwitinname was in de periode 2019-2021, 45 gram (59%) dierlijk eiwit en 31 gram (41%) plantaardig eiwit. De verhouding dierlijk/plantaardig eiwit is voor jongens en meisjes en voor mannen en vrouwen nagenoeg gelijk.
Opleiding
De eiwitinname was in de periode 2019-2021, 45 gram (59%) dierlijk eiwit en 31 gram (41%) plantaardig eiwit. Er is variatie in eiwitratio naar opleidingsniveau.
Vleesconsumptie
De eiwitinname was in de periode 2019-2021, 45 gram (59%) dierlijk eiwit en 31 gram (41%) plantaardig eiwit. Er is variatie in eiwitratio voor de subgroepen naar mate van vleesconsumptie.
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Milieubelasting door voedselconsumptie
Totaal
De gemiddelde uitstoot van broeikasgassen door voedselconsumptie is 3,8 kg CO2-equivalenten per persoon per dag. Jongens/mannen hebben gemiddeld een hogere broeikasgasuitstoot door hun voedselconsumptie dan meisjes/vrouwen.
De opwarming van de aarde is een gevolg van de uitstoot van allerlei broeikasgassen. Bijvoorbeeld, de gassen die vrijkomen door de spijsvertering (boeren en scheten) van vooral rundvee en het gebruik van aardgas in de (glas)tuinbouw dragen hieraan bij. De gemiddelde uitstoot per persoon is berekend door alle soorten broeikasgassen om te rekenen naar CO2.
Opleiding
De gemiddelde uitstoot van broeikasgassen door voedselconsumptie is 3,8 kg CO2-equivalenten per persoon per dag. Deze is vergelijkbaar naar opleidingsniveau.
De opwarming van de aarde is een gevolg van de uitstoot van allerlei broeikasgassen. Bijvoorbeeld, de gassen die vrijkomen door de spijsvertering (boeren en scheten) van vooral rundvee en het gebruik van aardgas in de (glas)tuinbouw dragen hieraan bij. De gemiddelde uitstoot per persoon is berekend door alle soorten broeikasgassen om te rekenen naar CO2.
Vleesconsumptie
De gemiddelde uitstoot van broeikasgassen door voedselconsumptie is 3,78 kg CO2-equivalenten per persoon per dag. Kinderen en volwassenen die minder vlees eten dan de mediaan hebben gemiddeld een lagere uitstoot van broeikasgassen door voedselconsumptie.
De opwarming van de aarde is een gevolg van de uitstoot van allerlei broeikasgassen. Bijvoorbeeld, de gassen die vrijkomen door de spijsvertering (boeren en scheten) van vooral rundvee en het gebruik van aardgas in de (glas)tuinbouw dragen hieraan bij. De gemiddelde uitstoot per persoon is berekend door alle soorten broeikasgassen om te rekenen naar CO2.
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Totaal
Het gemiddelde waterverbruik door voedselconsumptie is circa 86 liter per persoon per dag. Het gemiddelde blauw waterverbruik is vergelijkbaar voor jongens/mannen en meisjes/vrouwen.
Het waterverbruik is de totale hoeveelheid water, uit oppervlakte- of grondwaterbronnen, dat verdampt, in producten wordt opgenomen, naar andere stroomgebieden wordt overgebracht of in zee wordt geloosd. Blauw water, of irrigatiewater, is de hoeveelheid water die nodig is voor het irrigeren van gewassen. Dit is dus exclusief regenwater (groen water).
Opleiding
Het gemiddelde waterverbruik door voedselconsumptie is circa 86 liter per persoon per dag. Het gemiddelde blauw waterverbruik door voedselconsumptie is gemiddeld lager voor laagopgeleide volwassenen dan voor hoogopgeleide volwassen.
Het waterverbruik is de totale hoeveelheid water, uit oppervlakte- of grondwaterbronnen, dat verdampt, in producten wordt opgenomen, naar andere stroomgebieden wordt overgebracht of in zee wordt geloosd. Blauw water, of irrigatiewater, is de hoeveelheid water die nodig is voor het irrigeren van gewassen. Dit is dus exclusief regenwater (groen water).
Vleesconsumptie
Het gemiddelde waterverbruik door voedselconsumptie is circa 86 liter per persoon per dag. Volwassen die zowel minder als meer vlees dan de mediaan eten hebben een vergelijkbaar waterverbruik door voedselconsumptie.
Het waterverbruik is de totale hoeveelheid water, uit oppervlakte- of grondwaterbronnen, dat verdampt, in producten wordt opgenomen, naar andere stroomgebieden wordt overgebracht of in zee wordt geloosd. Blauw water, of irrigatiewater, is de hoeveelheid water die nodig is voor het irrigeren van gewassen. Dit is dus exclusief regenwater (groen water).
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Totaal
Het gemiddelde landgebruik door voedselconsumptie is circa 3 m2*jaar per persoon per dag. Het landgebruik varieert naar leeftijd, geslacht en opleiding. Jongens/mannen hebben gemiddeld een hoger landgebruik door voedselconsumptie dan meisjes/vrouwen.
Landgebruik is het gebruik en verandering van landoppervlakte door menselijke activiteit. Dit omvat de benodigde landoppervlakte, die nodig is voor enerzijds de teelt van bepaalde gewassen voor consumenten zoals aardappelen. Anderzijds de teelt van gras, tarwe of mais voor de productie van diervoeding. Verandering van landoppervlakte is bijvoorbeeld het ontbossen van land om het te gebruiken voor landbouw. De eenheid m2*jaar is het gebruikt oppervlak land vermenigvuldigd met de periode van gebruik.
Opleiding
Het gemiddelde landgebruik door voedselconsumptie is circa 3 m2*jaar per persoon per dag. Het gemiddelde landgebruik door voedselconsumptie is vergelijkbaar voor kinderen en volwassenen naar opleiding.
Landgebruik is het gebruik en verandering van landoppervlakte door menselijke activiteit. Dit omvat de benodigde landoppervlakte, die nodig is voor enerzijds de teelt van bepaalde gewassen voor consumenten zoals aardappelen. Anderzijds de teelt van gras, tarwe of mais voor de productie van diervoeding. Verandering van landoppervlakte is bijvoorbeeld het ontbossen van land om het te gebruiken voor landbouw. De eenheid m2*jaar is het gebruikt oppervlak land vermenigvuldigd met de periode van gebruik.
Vleesconsumptie
Het gemiddelde landgebruik door voedselconsumptie is circa 3 m2*jaar per persoon per dag. Kinderen en volwassenen die minder vlees eten dan de mediaan hebben gemiddeld een lager landgebruik door voedselconsumptie dan kinderen en volwassenen die meer vlees eten dan de mediaan.
Landgebruik is het gebruik en verandering van landoppervlakte door menselijke activiteit. Dit omvat de benodigde landoppervlakte, die nodig is voor enerzijds de teelt van bepaalde gewassen voor consumenten zoals aardappelen. Anderzijds de teelt van gras, tarwe of mais voor de productie van diervoeding. Verandering van landoppervlakte is bijvoorbeeld het ontbossen van land om het te gebruiken voor landbouw. De eenheid m2*jaar is het gebruikt oppervlak land vermenigvuldigd met de periode van gebruik.
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Totaal
De gemiddelde bijdrage door voedselconsumptie aan verzuring is circa 13,51g SO2-eq per persoon per dag. Jongens/mannen hebben gemiddeld een hogere bijdrage aan verzuring door voedselconsumptie dan meisjes/vrouwen.
Verzuring van de bodem is de verandering van de zuurgraad in de bodem door het neerslaan van gassen. Deze gassen zijn afkomstig van bronnen zoals voedseltransport en voedselverwerkende fabrieken. Voorbeelden van deze stoffen zijn sulfaten, nitraten en fosfaten. De totale hoeveelheid wordt omgerekend naar zwaveldioxide (SO2).
Opleiding
De gemiddelde bijdrage door voedselconsumptie aan verzuring is circa 13,51g SO2-eq per persoon per dag. De gemiddelde verzuring door voedselconsumptie is vergelijkbaar voor kinderen met laag- en middelbaaropgeleide ouders/verzorgers en hoger dan voor kinderen met hoogopgeleide ouders/verzorgers.
Verzuring van de bodem is de verandering van de zuurgraad in de bodem door het neerslaan van gassen. Deze gassen zijn afkomstig van bronnen zoals voedseltransport en voedselverwerkende fabrieken. Voorbeelden van deze stoffen zijn sulfaten, nitraten en fosfaten. De totale hoeveelheid wordt omgerekend naar zwaveldioxide (SO2).
Vleesconsumptie
De gemiddelde bijdrage door voedselconsumptie aan verzuring is circa 13,51g SO2-eq per persoon per dag. Kinderen en volwassen die minder vlees dan de mediaan eten hebben gemiddeld een lagere verzuring door voedselconsumptie dan kinderen en volwassenen die meer vlees dan de mediaan eten.
Verzuring van de bodem is de verandering van de zuurgraad in de bodem door het neerslaan van gassen. Deze gassen zijn afkomstig van bronnen zoals voedseltransport en voedselverwerkende fabrieken. Voorbeelden van deze stoffen zijn sulfaten, nitraten en fosfaten. De totale hoeveelheid wordt omgerekend naar zwaveldioxide (SO2).
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Totaal
De gemiddelde bijdrage door voedselconsumptie aan vermesting van zoetwater is 1.33g P-equivalenten per persoon per dag. Jongens/mannen hebben gemiddeld een hogere vermesting van zoetwater door voedselconsumptie dan meisjes/vrouwen.
Vermesting van zoetwater is de toename van meststoffen in water als gevolg van menselijke activiteit. De stoffen kunnen over lange afstanden reizen, door de lucht of via rivieren, en beïnvloeden zowel zoetwater als zoutwater. Als er te veel van deze stoffen in het water terecht komen heeft dit gevolgen voor de kwaliteit van het water en het leven in het water. Voor vermesting van zoetwater worden alle meststoffen omgerekend naar fosfor (P-equivalent).
Opleiding
De gemiddelde bijdrage door voedselconsumptie aan vermesting van zoetwater is 1,33g P-equivalenten per persoon per dag. De gemiddelde vermesting van zoetwater door voedselconsumptie is gemiddeld hoger voor kinderen met laagopgeleide ouders/verzorgers dan voor kinderen met hoogopgeleide ouders/verzorgers.
Vermesting van zoetwater is de toename van meststoffen in water als gevolg van menselijke activiteit. De stoffen kunnen over lange afstanden reizen, door de lucht of via rivieren, en beïnvloeden zowel zoetwater als zoutwater. Als er te veel van deze stoffen in het water terecht komen heeft dit gevolgen voor de kwaliteit van het water en het leven in het water. Voor vermesting van zoetwater worden alle meststoffen omgerekend naar fosfor (P-equivalent).
Vleesconsumptie
De gemiddelde bijdrage door voedselconsumptie aan vermesting van zoetwater is 1,33g P-equivalenten per persoon per dag. Kinderen en volwassenen die minder vlees dan de mediaan eten hebben een gemiddeld lager vermesting van zoetwater door voedselconsumptie dan kinderen en volwassenen die meer vlees dan de mediaan eten.
Vermesting van zoetwater is de toename van meststoffen in water als gevolg van menselijke activiteit. De stoffen kunnen over lange afstanden reizen, door de lucht of via rivieren, en beïnvloeden zowel zoetwater als zoutwater. Als er te veel van deze stoffen in het water terecht komen heeft dit gevolgen voor de kwaliteit van het water en het leven in het water. Voor vermesting van zoetwater worden alle meststoffen omgerekend naar fosfor (P-equivalent).
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Totaal
De gemiddelde bijdrage door voedselconsumptie aan vermesting van zoutwater is circa 4,13g N-equivalenten per persoon per dag. Jongens/mannen hebben gemiddeld een hoger vermesting van zoutwater door hun voedselconsumptie vergeleken met meisjes/vrouwen.
Vermesting van zoutwater is de toename van meststoffen in water als gevolg van menselijke activiteit. De stoffen kunnen over lange afstanden reizen, door de lucht of via rivieren, en beïnvloeden zowel zoetwater als zoutwater. Als er te veel van deze stoffen in het water terecht komen heeft dit gevolgen voor de kwaliteit van het water en het leven in het water. Voor vermesting van zoutwater worden alle meststoffen omgerekend naar stikstof (N-equivalent).
Opleidingsniveau
De gemiddelde bijdrage door voedselconsumptie aan vermesting van zoutwater is circa 4,13g N-equivalenten per persoon per dag. De gemiddelde vermesting van zoutwater door voedselconsumptie is vergelijkbaar voor kinderen en volwassenen naar opleidingsniveau.
Vermesting van zoutwater is de toename van meststoffen in water als gevolg van menselijke activiteit. De stoffen kunnen over lange afstanden reizen, door de lucht of via rivieren, en beïnvloeden zowel zoetwater als zoutwater. Als er te veel van deze stoffen in het water terecht komen heeft dit gevolgen voor de kwaliteit van het water en het leven in het water. Voor vermesting van zoutwater worden alle meststoffen omgerekend naar stikstof (N-equivalent).
Vleesconsumptie
De gemiddelde bijdrage door voedselconsumptie aan vermesting van zoutwater is circa 4,13g N-equivalenten per persoon per dag. Kinderen en volwassenen die minder vlees dan de mediaan eten hebben gemiddeld een lagere vermesting van zoutwater dan kinderen en volwassenen die meer vlees dan de mediaan eten.
Vermesting van zoutwater is de toename van meststoffen in water als gevolg van menselijke activiteit. De stoffen kunnen over lange afstanden reizen, door de lucht of via rivieren, en beïnvloeden zowel zoetwater als zoutwater. Als er te veel van deze stoffen in het water terecht komen heeft dit gevolgen voor de kwaliteit van het water en het leven in het water. Voor vermesting van zoutwater worden alle meststoffen omgerekend naar stikstof (N-equivalent).
** Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Bijdrage per productgroep aan milieubelasting
Totaal
De consumptie van de productgroepen Vlees, Zuivel en Kaas draagt het meest bij aan de uitstoot van broeikasgassen.
Opleiding
De consumptie van de productgroepen Vlees, Zuivel en Kaas draagt het meest bij aan de uitstoot van broeikasgassen.
Vleesconsumptie
De consumptie van de productgroepen Vlees, Zuivel en Kaas draagt het meest bij aan de uitstoot van broeikasgassen.
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Totaal
De consumptie van de productgroepen Noten en zaden, Koffie en thee, Zuivel, Fruit en olijven en Vlees dragen het meest bij aan het waterverbruik.
Opleiding
De consumptie van de productgroepen Noten en zaden, Koffie en thee, Zuivel, Fruit en olijven en Vlees dragen het meest bij aan het waterverbruik.
Vleesconsumptie
De consumptie van de productgroepen Noten en zaden, Koffie en thee, Zuivel, Fruit en olijven en Vlees dragen het meest bij aan het waterverbruik.
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Totaal
De consumptie van de productgroepen Vlees, Brood, granen, rijst en pasta, Koffie en thee, Zuivel en Vetten en oliën dragen het meest bij aan het landgebruik.
Opleiding
De consumptie van de productgroepen Vlees, Brood, granen, rijst en pasta, Koffie en thee, Zuivel en Vetten en oliën dragen het meest bij aan het landgebruik.
Vleesconsumptie
De consumptie van de productgroepen Vlees, Brood, granen, rijst en pasta, Koffie en thee, Zuivel en Vetten en oliën dragen het meest bij aan het landgebruik.
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Totaal
De consumptie van de dierlijke productgroepen Vlees, Zuivel en Kaas dragen het meest bij aan verzuring.
Opleiding
De consumptie van de dierlijke productgroepen Vlees, Zuivel en Kaas dragen het meest bij aan verzuring.
Vleesconsumptie
De consumptie van de dierlijke productgroepen Vlees, Zuivel en Kaas dragen het meest bij aan verzuring.
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Totaal
De consumptie van de productgroepen Vlees, Vis, Zuivel, Brood, granen, rijst en pasta en Koffie en thee dragen het meeste bij aan vermesting van zoetwater.
Opleiding
De consumptie van de productgroepen Vlees, Vis, Zuivel, Brood, granen, rijst en pasta en Koffie en thee dragen het meeste bij aan vermesting van zoetwater.
Vleesconsumptie
De consumptie van de productgroepen Vlees, Vis, Zuivel, Brood, granen, rijst en pasta en Koffie en thee dragen het meeste bij aan vermesting van zoetwater.
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.
Totaal
De consumptie van de productgroepen Vlees, Zuivel, Brood, granen, rijst en pasta, Kaas en Koffie en thee dragen gemiddeld het meeste bij aan de vermesting van zoutwater.
Opleiding
De consumptie van de productgroepen Vlees, Zuivel, Brood, granen, rijst en pasta, Kaas en Koffie en thee dragen gemiddeld het meeste bij aan de vermesting van zoutwater.
Vleesconsumptie
De consumptie van de productgroepen Vlees, Zuivel, Brood, granen, rijst en pasta, Kaas en Koffie en thee dragen gemiddeld het meeste bij aan de vermesting van zoutwater.
* Meer vlees dan de mediane consumptie, minder vlees dan de mediane consumptie, geen vlees.